Na het beëindigen van het huwelijk moet de echtgenoot die om een verrekening vraagt van de door hem/haar met eigen of onverdeelde gelden gedane betalingen, zijn eis bewijzen overeenkomstig art. 807 Ger.W.
Deze ex-echtgenoot moet bewijzen dat door deze betalingen er een vermogensverschuiving is ontstaan en dat deze een verrijking zonder oorzaak heeft tot stand gebracht.
Voor een vordering tot verrijking zonder oorzaak moet de verarmde ex-echtgenoot aantonen dat er sprake is van:
- 1. Verrijking van het ene vermogen
- 2. Verarming van een ander vermogen
- 3. Een verband tussen de verrijking en de verarming
- 4. Het ontbreken van een geldige juridische oorzaak voor de verrijking respectievelijk de verarming
- 5. Het ontbreken van enige andere mogelijkheid voor de verarmde partij om zich op een andere rechtsgrond te beroepen
De verarming van het eigen vermogen van één van de partijen en de verrijking van het vermogen van de andere mag niet gebaseerd zijn op de bewuste wil om een definitieve vermogensverschuiving tot stand te brengen.
Deze mag evenmin zijn oorzaak vinden in vrijgevigheid.
Naast de vaststelling dat de vermogensverschuiving uit vrijgevigheid gebeurde, worden ook het eigenbelang en het speculatieve oogmerk van de verarmde vaak in aanmerking genomen als uitingen van een wil tot definitieve vermogensverschuivingen.
Ingeval de verarmde partner immers een eigenbelang had bij de vermogensverschuiving omdat hij/zij bijvoorbeeld jarenlang kosteloos mocht verblijven in woning van de partner waarin renovatiewerken op zijn/haar kosten werden betaald en hij/zij zo bijdroeg aan het eigen comfort, kan de rechter hieruit afleiden dat de vermogensverschuiving van de verarmde partner als definitief bedoeld was.
Het is aldus van belang om te onderzoeken of wel degelijk voldaan is aan de voorwaarden van verrijking zonder oorzaak, wil men een vergoeding kunnen vorderen.
Voor bijkomend advies en bijstand kan u dan ook steeds ons kantoor contacteren op info@advocaten-heist.be of 015/22 14 29.